David en Hanny in Parijs – Woensdag 29 december
Het ontbijten buiten de deur beviel ons goed en we waren nieuwsgierig naar de andere tentjes in de omgeving, dus besloten we om bij de concurrent van la Brioche Dorée, Pomme de Pain, te gaan ontbijten. David vond de inrichting van deze zaak wat meer opbeurend dan die van la Brioche Dorée, maar hij werd niet vrolijk van de hoeveel ‘beurre’ op zijn stokbroodje. Na deze laag boter verwijderd te hebben, kon het smullen toch beginnen. De kwaliteit van de sinaasappelsap was een stuk minder, dus de eindconclusie was dat Pomme de Pain niet voor herhaling vatbaar was.
Na het ontbijt wilden we erg cultureel gaan doen. In Parijs bevinden zich een aantal musea, dus dat kwam goed uit. We hadden echter weinig zin om uren in de rij te gaan staan, dus het Louvre viel af. Tegen beter weten in (althans, volgens Hanny; David was naïef) gingen we naar Musée d’Orsay. Om Musée d’Orsay te bereiken moesten we overstappen op Saint-Michel. Tijdens het overstappen realiseerden we ons dat de Notre-Dame (waarvan we op de eerste dag hadden gezegd dat we terug zouden gaan) op loopafstand was, dus we besloten last-minute om niet over maar uit te stappen. De Notre-Dame doorgelopen, en daarna nog een rondje rond de kerk gedaan. We hadden daarna het idee om naar Musée d’Orsay te lopen, maar na al een paar minuten realiseerden we ons dat dat best ver was (en het feit dat we de verkeerde kant opliepen hielp ook niet echt :)). We namen vanaf Saint-Michel de RER (een ondergrondse trein waar je met je metro kaartje ook gebruik van mag maken) en konden 1 halte verder weer uitstappen. De uitgang van het station is pal voor het museum, dus we hoefden niet ver te lopen om te zien dat er een ontzettend lange rij stond. Daarom besloten we om weer de 10 meter terug te lopen, en naar Musée Carnavalet te gaan. Dat was met de RER weer de andere kant op, dus we waren lekker aan het forensen en leerden het OV goed kennen.
Musée Carnavalet bevindt zich in de Marais en toont de geschiedenis van Parijs. Een blik op ons lijstje liet ons zien dat we nog meer te bezoeken hadden in de Marais. We begonnen met Place de la Bastille (hier stond vroeger die gevangenis die bestormd is en daarmee het begin van de Franse Revolutie inleidde, tegenwoordig staat er een obelisk die herinnert aan ‘les trois glorieuses’, de drie Revolutie dagen in Parijs waarmee de omslag echt een feit werd en een cool opera gebouw). Het verkeer op dit plein deed ons denken aan de drukte rond l’Arc de Triomphe, maar dan natuurlijk wat kleinschaliger. Place de Vosges was op loopafstand en onderweg zagen we niet alleen de Franse versie van de Kinki Kapper, maar ook twee scooters met een dubbel voorwiel. Het Place des Vosges was erg indrukwekkend. David bleef maar foto’s maken zodat hij er thuis een mooi panoramaoverzicht van kon maken. Hanny las ondertussen in de reisgids wat er in het museum te zien zou zijn.
Uiteindelijk kwamen we dan toch in een museum terecht. Het was gratis en er stond geen rij, wat wil een toerist nog meer? (David: ik zou het wel gewaardeerd hebben als de informatieborden ook in het Engels geweest zouden zijn.) We besloten om alleen de vaste collectie te bekijken. We hebben allerlei schilderijen gezien waarop Parijs te zien in zoals het in de 18e en de 19e eeuw was. Na een tijdje viel het ons op dat we de Sacré Coeur nergens terug vonden. Dit deed ons concluderen dat hij pas in de 20e eeuw gebouwd moest zijn. Onze reisgids gaf ons gelijk, de bouw was in 1914 pas klaar. Ook waren er ingerichte kamers te zien die een beeld gaven van de manier waarop de Franse adel in die tijd leefde. We kwamen nog langs de secrétaire van Mme de la Sévigné, maar het bed van Proust hebben we helaas niet kunnen vinden (David: geen idee wie Proust is, maar het is inderdaad spijtig ;)).
Het was inmiddels bijna etenstijd en we twijfelden of we eerst zouden gaan eten, of dat we eerst de Sacré Coeur zouden gaan bezoeken. Uiteindelijk zijn we toch eerst de berg op gegaan, want we zouden op Montmartre ook prima kunnen eten. Onze dagkaart voor de metro kwam weer goed van pas, we konden zo in de Funiculaire. Onze jonge benen hadden toch hun beste tijd gehad na 2,5 dag Parijs. Het was ook nog eens leuk om met deze lift naar boven te gaan. Het aantal passagiers dat nog naar binnen kon en de vertrektijd in secondes werden precies afgeteld en daarna gingen we precies op tijd volautomatisch naar boven. Boven was het uitzicht erg mooi. Je zag Parijs in de schemering en ook de Sacré Coeur kwam goed uit. Na een bezoekje aan deze kerk was David opgelucht dat er ook mooie kerken in Parijs bestaan (hij vond de Notre-Dame maar niets).
Na het bezoek aan de Sacré Coeur hadden we beiden inmiddels best behoefte aan eten. Een Sultana zorgde ervoor dat we weer even vooruit konden. We besloten om niet in Montmartre, maar bij het hotel te gaan eten. Bij het hotel waren immers genoeg leuke restaurantjes. We kozen een leuk restaurantje uit (of althans, dat dachten we op dat moment). In eerste instantie werden we geïnstalleerd in fauteuils waarin we absoluut niet bij het eten op tafel zouden kunnen. Na van plek gewisseld te hebben ging dat wat beter. We bestelden beiden een wokschotel met kip. Op zich smaakte dit best goed, echter was er een probleem: de kip was nog best wel rauw… Nadat we een paar honderd gram roze kip op ons bord achtergelaten hadden, 3x om de rekening hadden moeten vragen, en geen fooi achtergelaten hadden stonden we 20 minuten later weer buiten, met een vrij onvoldaan gevoel. Dus wanneer je zin hebt in rauwe kip, met het risico om op vakantie goed ziek te worden moet je vooral gaan naar: Les Zazous (en wanneer je fatsoenlijk wilt eten kan je dat misschien beter niet doen…). Hanny was een beetje gestrest, omdat ze bang was ziek te worden. De double chocolate muffin bij de Starbucks die we als toetje namen, bracht wel enige verlichting.