Eergisteren in het stukje over Eckart’s Notes al eventjes aangestipt: het niet diepgaande van het boek. Uiteraard kan je in een boek niet alles vertellen, maar ik denk dat het onderstaande punt toch best wel een essentieel probleem vormt bij het celdelingsprincipe dat bij BSO gebruikt is.

Het celdelingsprincipe houdt in dat je wanneer een bedrijf boven een bepaalde grootte groeit (voordat de bureaucratie toeslaat) het bedrijf splitst in 2 autonome bedrijven die orthogonaal in de markt staan (dat kan bijvoorbeeld geografisch, of technologisch zijn, zolang de bedrijven maar absoluut niet in elkaars vaarwater gaan zitten). De twee bedrijven zijn afzonderlijk weer klein genoeg om verder te groeien zonder dat je uiteindelijk een groot log bedrijf krijgt.

De bedrijven kunnen wel samenwerken en van elkaar leren. Dingen als standaard-contracten, best-practices, etc. worden gedeeld over de verschillende bedrijven. Vanuit de holding worden geregeld kpi’s vergeleken, en daardoor kunnen de verschillende bedrijven met elkaar vergeleken worden, en kan er per bedrijf een doelstelling bepaald worden.

Wanneer ik naar BSO kijk is er een ding wat ik niet snap:

  1. Marktpositionering: alleen A-accounts (bedrijven die minimaal 100K te besteden hebben).

  2. Een cel mag niet afhankelijk worden van 1 bedrijf

  3. Cellen worden geografisch van elkaar gescheiden

Volgens mij leiden genoeg celdelingen en punten 1) en 3) automatisch tot BSO vestigingen die gevestigd zijn bij, en toegespitst zijn op een bepaald grote klant: direct in tegenspraak met punt 2).

Verder lijkt me het cellen principe ook in de weg te staan om de echt grote opdrachten te krijgen: je kan immers nooit een opdracht uitvoeren waarbij je meer dan 30-50 mensen bij nodig hebt. Wanneer je dan kijkt naar de projecten die Atos Origin nu uitvoert, bijvoorbeeld de IT partner zijn van de Olympische Spelen, dan zou zo’n project compleet onmogelijk zijn wanneer je structuur gebaseerd is op verschillende autonome bedrijven.